Voorbeeld

Een 35-jarige werknemer is op 8 juli 1987 in dienst getreden bij een juwelier in de functie van administratief medewerker. In oktober 2002 besluit de juwelier tot een reorganisatie. Twee vestigingen worden verkocht vanwege bedrijfseconomische redenen en een vestiging wordt gesloten. De juwelier vraagt voor de werknemer een ontslagvergunning aan, omdat zijn functie is vervallen als gevolg van de reorganisatie. De ontslagvergunning wordt op 28 november 2002 afgegeven en de juwelier zegt de arbeidsovereenkomst op per 1 maart 2003.

De werknemer vindt hij recht heeft op een financiële vergoeding en dient in december 2002 een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in bij de kantonrechter, op grond van een verandering van omstandigheden. Bij de kantonrechter voert hij aan dat zijn functie niet is komen te vervallen. Toch heeft de juwelier hem voorgedragen voor ontslag en heeft de juwelier hem geen enkele financiële vergoeding aangeboden. De werknemer vindt een vergoeding van € 50.093,25 bruto redelijk.

De juwelier geeft bij de kantonrechter aan dat de werknemer misbruik maakt van de ontbindingsprocedure om zo alsnog een vergoeding te krijgen. Hij geeft verder aan dat hij geen geld heeft voor een financiële vergoeding. De kantonrechter oordeelt dat te allen tijde ontbinding kan worden gevraagd. De werknemer voelt zich aan de kant gezet door de juwelier. De kantonrechter merkt wel op dat de ontbindingsprocedure niet geldt als een beroepsprocedure van het CWI. Dit betekent dat hij aanneemt dat de functie van de werknemer is komen te vervallen. De vraag is alleen of de werknemer recht heeft op een vergoeding.

Gelet op de duur van het dienstverband en het feit dat de werknemer altijd goed heeft gefunctioneerd meent de kantonrechter dat de werknemer recht heeft op een vergoeding. Hij stelt de vergoeding vast op € 25.000,- bruto.

Contact Form