Ontslagvergoeding (gouden handdruk)

Indien een werkgever of een werknemer de arbeidsovereenkomst wil laten ontbinden heeft de Kantonrechter de mogelijkheid bij de ontbinding een vergoeding toe te kennen aan, meestal, de werknemer.

Gouden Handdruk

Wanneer een werknemer wordt ontslagen wegens omstandigheden, krijgt deze ook vaak een gouden handdruk, zoals de ontslagvergoeding wordt genoemd tegenwoordig. Het is een financiële compensatie voor toekomstig inkomstenverlies en risico (bijvoorbeeld een proeftijd voor een nieuwe baan). Soms is de hoogte van de ontslagvergoeding afgesproken in een sociaal plan. Maar als de werknemer meent dat deze vergoeding lager is dan wat hij/zij zou krijgen als de kantonrechtersformule zou worden toegepast, kan aan de kantonrechter gevraagd worden een hogere gouden handdruk toe te kennen.

De kantonrechterformule komt het meest voor. De naam ervan is ontleend aan een afspraak die kantonrechters samen hebben gemaakt over het berekenen van de hoogte van ontslagvergoedingen. Ze houden sindsdien allemaal dezelfde rekenmethode aan. De Kantonrechter is in principe geheel vrij in het bepalen van de hoogte van deze vergoeding en de wijze waarop deze betaald dient te worden.

Als richtlijn voor het vaststellen van de vergoeding wordt vaak gebruik gemaakt van de zogenaamde "Kantonrechtersformule". Deze formule is A x B x C, waarbij A het aantal gewogen dienstjaren, B de beloning en C de correctiefactor is.

Voor de berekening van A wordt de lengte van het dienstverband afgerond op hele jaren, een half jaar en 1 dag naar boven, Meetpunt is de datum waarop de arbeidsovereenkomst zal eindigen. De jaren dat de werknemer jonger dan 40 is geweest tellen voor 1, de jaren tussen 40 en 50 voor 1,5 en de jaren vanaf 50 voor 2.

Bij de berekening van B wordt in principe uitgegaan van het bruto maandsalaris, vermeerderd met vaste en overeengekomen looncomponenten zoals vakantiegeld, een vaste dertiende maand, een structurele overwerkvergoeding en een vaste ploegen toeslag. In Principe worden niet meegerekend: het werkgeversdeel pensioenpremie, auto- en andere onkostenvergoedingen, tantième, werkgeversaandeel ziektekostenvergoedingen en niet structurele winstdeling.

Middels de correctiefactor C heeft de Kantonrechter de mogelijkheid de vergoeding naar boven of naar beneden bij te stellen. Indien geen van beide partijen een verwijt treft ten aanzien van de ontbinding zal de factor C op 1 gesteld worden. In dat geval is sprake van een "neutrale" vergoeding. Is de ontbinding te wijten aan de werknemer dan zal de factor C op minder dan 1 gesteld worden. Is de ontbinding te wijten aan de werkgever dan zal de factor C op meer dan 1 gesteld worden.

Omdat iedere Kantonrechter geheel vrij is in het bepalen van een ontbindingsvergoeding kunnen er grote verschillen ontstaan in wat op het eerste gezicht "gelijke gevallen" zijn. Indien partijen in overleg een ontbindingsvergoeding vaststellen is dat meestal het resultaat van intensieve onderhandelingen.

Het bedrag dat de Kantonrechter als beëindigingsvergoeding vaststelt wordt gezien als inkomen zodat belasting over het bedrag betaald moet worden. De hoogte van de te betalen inkomstenbelasting is afhankelijk van het totale inkomen dat in het jaar dat de vergoeding ontvangen wordt aangezien de beëindigingsvergoeding bij het overige inkomen wordt opgeteld. Over de beëindigingsvergoeding zijn geen premies verschuldigd.

De beëindigingsvergoeding kan ook in een stamrecht of lijfrente worden ondergebracht. In dat geval wordt het bruto bedrag uitgekeerd aan bijvoorbeeld een bank of verzekeraar en moet belasting betaald worden over de betalingen die op enig moment gaan plaatsvinden. Het voordeel van deze constructie is dat de beëindigingsvergoeding kan "groeien" en de uitkeringen plaats kunnen vinden op een moment dat minder belasting betaald hoeft te worden. Aldus kan een hoger bedrag worden ontvangen waarover minder belasting moet worden betaald. Een goede voorlichting over de mogelijkheden van stamrechten is aan te raden.

Ga terug naar boven

Contact Form